.^fCQNINKRiJK BELGiE
MINISTERIE VAN ECONONISCHE ZAXEN
UITVINDINGSOCTROOI
PUBLICATIENUMMER
INDIENINGSNUMMES
Internat. klassif.
Oatun van verlenlng
1010339A3
09600527
E04F B16B
02 Juni 1998
D* Minister van Economitciis Zaic«n,
Sz§JdS?held'';itlk;ii2f °P uitvindlngsoctroolen
SfiiL^P Kon^kliJk'Beslult van 2 Deceaber 1986, betreffende het aanvraaen
verlenen en In stand houden van uitvindlngsoctroolen, inzoSerheld artl^i!*28i
ll^JSn? fw^'irioSs door de Dienst voor IndustriSle Elgendo. op
BESLUIT :
JoOO^InTWERPEn!'* '• ^ BOCKSTAEL, Arenbergstraat, 13 - B
Brussel . 02 Juni 1998
BtJ SPECIALE jIACHTIGING :
- 1 -
01)600527/13
Vloerbekleding bestaande uit harde vloerpanelen en
werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke vloerpanelen.
Deze uitvinding heeft betrekking op een vloerbekleding
bestaande uit harde vloerpanelen, alsmede op een werkwijze
voor het vervaardigen van dergelijke vloerpanelen.
m de eerste plaats is de uitvinding bedoeld voor
zogenaamde laminaatvloeren, doch in het algemeen kan zij
ook worden aangewend voor andere soorten vloerbekleding,
die bestaan uit harde vloerpanelen, zoals f ineerparket,
legklaar parket of andere vloerpanelen die vergeli jkbaar
zijn met laminaatvloer.
Het is bekend dat dergelijke vloerpanelen op verschillende
wijzen kunnen worden aangebracht.
Volgens een eerste- mogelijkheid worden de vloerpanelen aan
de onderliggende bodem bevestigd, hetzij door verlijmen,
hetzij door nagelen. Deze techniek heeft als nadeel dat zij
vrij omslachtig is en dat wijzigingen achteraf uitsluitend
kunnen worden aangebracht door de vloerpanelen uit te
breken.
volgens een tweede mogelijkheid worden de vloerpanelen los
op de ondergrond gelegd, waarbij de vloerpanelen onderling
in elkaar passen door middel van een tand- en
groefkoppeling, waarbij zij meestal ook in de tand en groef
worden verlijmd. De hierbij verkregen vloer, ook wel
zwevend parket genoemd, heeft als voordeel dat hij
eenvoudig te leggen is en dat het volledige vloeroppervlak
beweeglijk is wat dikwijls gunstig is om eventuele
uitzettings- en krimpverschijnselen te ondervangen.
- 2 -
Een nadeel bij een vloerbekleding van het hogergenoemde
type, vooral wanneer de vloerpanelen los op de ondergrond
worden gelegd, bestaat erin dat bij het uitzetten van de
vloer en vervolgens terug inkrimpen, de vloerpanelen op
zich uit elkaar kunnen schulven, waardoor ongewenste voegen
ontstaan, bijvoorbeeld bij het breken van de lijmverbinding.
Om aan dit nadeel te verhelpen, werden reeds technieken
bedacht waarbij metalen verbindingselementen tussen de
verschillende vloerpanelen worden aangebracht om de
vloerpanelen bij elkaar te houden. Dergelijke verbindings-
elementen zijn echter vrij duur in hun fabricatie en
bovendien is het aanbrengen ervan, of het installeren
ervan, een tijdrovende bezlgheid.
De uitvinding beoogt een vloerbekleding die de vobrnoeinde
nadelen niet vertoont.
De uitvinding beoogt eveneens een vloerbekleding die het
voordeel vertoont dat geen fouten bij het leggen, zeals
spleten en dergelijke, kunnen worden gecreSerd.
Verder beoogt de uitvinding eveneens een vloerbekleding
waarbij het achteraf ontstaan van spleten wordt
uitgesloten, zoniet optimaal wordt tegengewerkt , waardoor
tevens de kans op indringing van vuil en vocht wordt
geminiroaliseerd .
Tot dit doel betreft de uitvinding een vloerbekleding,
bestaande uit harde vloerpanelen die minstens aan de randen
van twee tegenovereenliggende zijden voorzien zijn van met
elkaar samenwerkende koppeldelen, hoofdzakelijk in de vorm
van een tand en een groef, daardoor gekenmerkt dat de
koppeldelen voorzien zijn van geintegreerde mechanische
- 3 -
u o u U U O 4
vergrendelingsmiddelen die het uiteenschuiven van twee
gekoppelde vloerpanelen in een richting loodrecht op de
betref fende randen en parallel aan de onderzijde van de
gekoppelde vloerpanelen verhinderenj dat de koppeldelen en
vergrendelingsmiddelen 66ndelig zijn uitgevoerd met de kern
van de vloerpanelen; dat de koppeldelen een zodanige vorm
vertonen dat twee opeenvolgende vloerpanelen uitsluitend
door klikken en/of wentelen in elkaar kunnen worden
gevoegd, waarbij ieder volgend vloerpaneel zijdelings
invoegbaar is in het vorige; dat die koppeldelen voorzien in
een spelingvrije inhaking volgens alle richtingen in het
vlak loodrecht op de voornoemde randen; dat het eventuele
verschil tussen de bovenste en onderste lip van de lippen
die de voornoemde groef begrenzen , gemeten in het vlak van
het vloerpaneel en loodrecht op de langsrichting van de
grdef, kleiner is dan 66n maal de totale dikte; dat de
totale dikte van ieder betref fend vloerpaneel groter of
gelijk is aan 5 mm; en dat het basismateriaal van de
vloerpanelen, waaruit de voornoemde kern en vergrendelings-
middelen zijn gevormd bestaat uit een gemalen en door
middei van een bindmiddel of door versmelting tot 46n massa
samengevoegd product en/of uit een product op basis van
kunststof en/of uit een spaanplaat met fijne spaanders.
Door het feit dat de koppeldelen voorzien in een
spelingvrije inhaking, alsmede door het feit dat deze
koppeldelen 66ndelig zijn vervaardigd uit het basis-
materiaal van de vloerpanelen, kan steeds een perfecte
aansluiting tussen aaneengrenzende vloerpanelen worden
gewaarborgd, ook bij herhaaldelijk uitzetten en inkrimpen
van het vloeroppervlak.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorra best aan de
vloerpanelen uit langwerpige panelen en worden de- hiervoor
- 4 -
beschreven koppeldelen langs de langszijden van deze
panelen toegepast.
Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm worden ook aan de
andere twee zijden koppeldelen voorzien, al dan niet van
een andere constructie als hiervoor beschreven.
In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm zal voor het
basismateriaal gebruik worden gemaakt van het voornoemde
gemalen en door middel van het bindmiddel tot 66n massa
samengevoegd product. Meer speciaal nog zal voor de kern
gebruik worden gemaakt van fijn gemalen hout dat bij
voorkeur verlijmd, meer speciaal watervast verlijmd, is.
Nog meer in het bijzonder zal voor de kern gebruik worden
gemaakt van zogenaamde HDF-plaat (High Density Fibreboard)
of HDF-plaat (M^dliiim Density Fibreboard) .
Het f eit dat de uitvinding wordt toegepast op vloerpanelen
waarvan het basismateriaal bestaat uit het hiervoor
beschreven materiaal, biedt het voordeel dat bij de
vejn*erking van dit materiaal zeer gladde oppervlakken
worden verkregen, waardoor zeer precieze koppelingen kunnen
worden verwezenli jkt, wat vooral belangrijk is in het geval
van een spelingldze klikverbinding en/of draaiverbinding.
Ook kunnen zeer bijzondere vormen van koppeldelen zeer
gemakkelijk tot stand worden gebracht, daar de voornoemde
materiaalsoorten zich bijzonder gemakkelijk laten verwerken.
De uitvinder heeft eveneens vastgesteld dat voornoemde
materialen, in het bijzonder HDF en MDF, ideale
eigenschappen vertonen ora een verbinding zoals voornoemd te
realiseren, daar deze materialen de juiste eigenschappen
vertonen qua elastische vervorming om, enerzijds, een
klikeffect te realiseren, en anderzijds, op Elastische
- 5 -
wijze uitzettings- en krimpkrachten op te vangen, zonder
dat de vloerpanelen uit elkaar schieten of onherroepelijk
beschadigd worden.
In het geval dat voor de kern gebruik gemaakt wordt van een
materiaal op basis van kunststof, kan hiertoe zowel gebruik
worden gemaakt van massieve kunststof als een mengsel van
kunststof, eventueel samengesteld uit gerecycleerde materi-
alen.
De vloerbekleding wordt bij voorkeur geyormd door de
vloerpanelen lijmloos in elkaar te voegen. Hierbij zijn de
verbindingen van dergelijke aard dat de vloerpanelen terug
kunnen worden uiteengehaald zonder deze te beschadigen,
zodat zij bijvoorbeeld bij een verhuis kunnen worden
meegenomen om terug herplaatst te worden. Het is evenWcil
duidelijk dat een verlijming tussen tand en groef hiet
wordt uitgesloten.
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze
voor het vervaardigen van de voornoemde vloerpanelen die
het voordeel biedt dat de tanden en/of groeven, inclusief
de erbij behorende vergrendelingsmiddelen, probleemloos aan
hoge productiesnelheden aan de vloerpanelen kunnen worden
aangebracht. Meer speciaal beoogt zij een werkwijze die
toelaat dat de vrij ingewikkelde vormen van de tand en
groef van de voornoemde vloerpanelen volledig kunnen worden
verwezenlijkt met frezen waarvan de diameter onafhankelijk
van de te realiseren vorm te kiezen is , zodat het gebruik
van kleine frezen, bijvoorbeeld vingerf rezen, met diameters
kleiner dan de diepte van de groef of tand kan worden
uitgesloten.
^ 6 -
I
Hiertoe vertoont deze werkwijze het kenmerk dat de tand
en/of groef wordt veirwezenlijkt door middel van een
freesproces met mlnstens twee opeenvolgende freesgangen
door middel van f rezen die onder verschillende hoeken Staan
opgesteld ten opzichte van het betref f ende vloerpaneel .
Tijdens ieder van 7 de voornoemde freesgangen wordt bij
voorkeur telkens in hoofdzaak de uiteindelijke vorm van 6dn
flank, hetzij van de tand, he^tzij van de groef,
gerealiseerd.
Voor de voornoemde twee freesgangen worden aldus frozen
aangewend die buiten de groef, respektievelijk tand steken.
Meer speciaal nog zullen de diameters van deze f re^en
minstens 5 maal en beter nog minstens 20 maal groter zijn
dan de dikte van de vloerpanelen .
Het gebruik van f rezen die de voornoemde diameters
vertonen, heeft als voordeel dat de normale productie-
snelheden kunnen gehandhaafd blijven die bij het frezen van
een klassieke rechte tand en groef 00k worden toegepast.
Ook ontstaat het voordeel dat de installatie van dergelijke
frezen weinig of geen meerkost met zich meebrengt, daar
dergelijke frezen rechtstreeks op een motoras kunnen worden
geplaatst en/of de gebruikelijke machines kunnen worden
aangewend.
Met het inzicht , de kenmerken volgens de uitvinding beter
aan te tonen, zijn hierna als voorbeeld zonder enig
beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoerings-
vormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande
tekeningen, waarin :
figuur 1 een vloerpaneel van een vloerbekleding vol-
gens de uitvinding weergeeft;
- 7 -
0i>60(>5t:7
figuur 2 op een grotere schaal een doorsnede weergeeft
volgens lijn II-II in figuur 1?
figuren 3 en 4 weergeven hoe twee vioerpanelen met
koppeldelen volgens figuur 2 in elkaar passen;
figuur 5 op een grotere schaal een doorsnede vieergeeft
volgens lijn V-V in figuur 1;
figuren 6 en 7 weergeven hoe twee vloerpanelen met
koppeldelen volgens figuur 5 in elkaar passen?
figuren 8 tot 11 nog een aantal varianten weergeven
van koppeldelen van vloerpanelen volgens de uitvinding;
figuur 12 schematisch weergeeft hoe de vloerdelen
kunnen worden voorzien van koppeldelen;
figuur 13 een doorsnede weergeeft volgens lijn
XIII-XIII in figuur 12;
figuren 14 tot 21 op grotere schaal en in doorsnede de
ingrijping weergeeft van de frezen die in figuur 12
met pijlen F 14 tot F21 zijn aangeduid.
De uitvinding heeft betrekking op een vloerbekleding die
samengesteld is uit harde vloerpanelen 1, bijvoorbeeld
zoals afgebeeld in figuur 1.
Deze vloerpanelen 1 kunnen van verschillende vorm zijn,
bijvoorbeeld rechthoekig of vierkant, of van enige andere
vorm.
In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm zullen zij
worden uitgevoerd in een langwerpige vorm, zoals afgebeeld
in figuur 1, bijvoorbeeld met een lengte van 1^2 meter.
De dikte kan uiteraard ook varieren, doch bedraagt bij
voorkeur 0,5 k 1,5 cm, en meer speciaal 0,8 cm.
leder vloerpaneel 1 is minstens aan de randen van twee
tegenovereenliggende zijden 2-3 voorzien van koppeldelen
- 8 -
Oi; 60 052 7
4-5, die toelaten dat twee aaneengrenzende vloerpanelen 1
aan elkaar kurinen worden gekoppeld.
Volgens de uitvinding zijn de koppeldelen 4-5, zoals
weergegeven in de £iguren 2 tot 4, voorzien van
gelntegreerde mechanische vergrendelingsmiddelen 6 die het
uiteenschuiven van twee gekoppelde vloerpanelen 1 in een
richting O loodrecht op de betre££ende zijden 2-3 en
parallel aan de onderzijde 7 van de gekoppelde vloerpanelen
1 verhinderen; zijn de koppeldelen 4-5 eh de
vergrendelingsmiddelen 6 66ndelig uitgevoerd met de kern 8
van de vloerpanelen 1; vertonen de koppeldelen 4-5 een
zodanige vorai dat twee opeenvolgende vloerpanelen 1
uitsluitend door klikken en/of wentelen in elkaar kunnen
worden gevoegd, waarbij ieder volgend vloerpaneel 1
zijdelings invoegbaar is in het vorige; en voorzien de
koppeldelen 4-5 in een spelingvrije inhaking volgens alle
richtingen in het vlak dat zich loodrecht op de voornoemde
randen bevindt.
In het geval van vloerpanelen 1 met een langwerpige vorm,
zoals afgebeeld in figuur 1, bevinden de betreffende
koppeldelen 4-5 zich aan de langsgerichte zijden 2-3.
De koppeldelen 4-5 kunnen in verschillende vormen worden
uitgevoerd, alhoewel de basisvormen hiervan steeds zullen
gevormd worden door een tand 9 en een groef 10.
In de uitvoeringsvorm van figuren 2 tot 4 is het
betreffende vloerpaneel 1 uitgerust met koppeldelen 4-5 en
vergrendelingsmiddelen 6 die toelaten om twee vloerpanelen
1 door middel van een wentelbeweging, zonder dat enig
klikeffect optreedt, in elkaar te voegen.
- 9 -
De vergrendelingsmiddelen 6 bestaan in het weergegeven
voorbeeld uit een eerste vergrendelingselement 11, gevonnd
door een uitsteeksel met een gekromde bolle vorm aan de
onderzijde 12 van de tand 9, en een tweede
vergrendelingselement 13, gevormd door een uitsparing met
een gekromde holle vorm in de onderste wand 14 van de groef
10.
De vergrendelingselementen 11-13 zorgen er voor dat twee
aan elkaar gekoppelde vloerpanelen 1 geen zijdelingse
beweging in het horizontale vlak ten opzichte van elkaar
kunnen uitvoeren.
om te veirkrijgen dat twee vloerpanelen 1 door middel van
een wentelbeweging in elkaar kunnen geschoven worden, zijn
de krommihgen bij vodrkeur cirkelvbrmig. De onderzijde 12
vertoont een kromming met een straal Rl waarvaii het
middelpunt samenvalt met de bijhorende bovenrand 15 van het
vloerpaneel 1, terwijl de onderste wand 14 een kromming met
een straal R2 vertoont, die gelijk is aari de straal Rl,
doch waarvan het middelpunt samenvalt met de bijhorende
bovenrand 16. Ook kunnen stralen Rl en R2 worden toegepast
die groter of kleiner zijn dan de afstand tot de bovenrand
15, respectievelijk 16 en/of die onderling verschillend
zijn in grootte.
De bovenzijde 17 van de tand 9 en de bovenste wand 18 van
de groef 10 zijn bij voorkeur vlak en bevinden zich bij
voorkeur in het horizontale vlak.
De kopse zijden 19 en 20 van de tand 9 en de groef 10 van
twee in elkaar gevoegde vloerpanelen 1 sluiten bij voorkeur
niet tegen elkaar aan, zodanig dat hiertussen een ruimte 21
- 10 -
0ii60U527
oritstaat waarin eventuele stofresten of dergelijke kunnen
worden weggedrukt door de tand 9.
De tand 9 en de groef 10 vertonen bi j voorkeur vormen die
aan elkaar complementair zijn» zodanig dat de tand 9 in de
in66ngevoegde toestand van twee vloerpanelen 1 precies
aansluit tegen de bovenste wand 18 en de onderste wand 14
van de groef 10, waardoor een druk P uitgeoefend op de
bovenste lip 22, niet alleen door deze lip 22, doch door de
volledige structuur wordt opgevangen, daar deze druk zich
doorheen de tand 9 en de onderste lip 23 kan voortplanten.
Het is wel duidelijk dat een aantal kleine afwijkingen op
deze complementaire vonhen kunnen voorkomen die evenwsl
geen of vrijwel geen invloed hebben op het opvangen en
overdragen van drukkrachten. 2o bijvoorbeeld kan een
afschuining 24 en een uitsparing 25 worden voorzien, zoals
afgebeeld in de figuren 2 tot 4, waardoor verkregen wordt
dat de opeenvolgende vloerpanelen 1 geroakkelijk in elkaar
kunnen worden geschoven, zonder dat eventuele bramen of
dergelijke de goede ineenpassing bemoeilijken.
Zoals weergegeven in de figuren 5 tot 7 kunnen de
vloerpanelen 1 volgens de uitvinding ook langs de zijden
26-27 die zich haaks op de zijden 2-3 bevinden, worden
voorzien met koppeldelen 28-29, die eveneens vergrende-
lingsmiddelen 30 vertonen. De koppeldelen 28-29 zijn bij
voorkeur ook uitgevoerd in de vorm van een tand 31 en een
groef 32. De vergrendelingsmiddelen 30 hoeven hierbij niet
van dezelfde aard te zijn dan de vergrendelingsmiddelen 6.
Bij voorkeur worden aan de zijden 26-27 wel vergrendelings-
middelen aangewend die een ineenvoeging en vergrendeling
toelaten louter door een trans latiebeweging T zoals
- 11 -
0i^600527
afgebeeld in de figuren 6 en 7. De vergrendelingsmiddelen
30 bestaan tot dit doel uit een klikverbinding met achter
elkaar aangrijpende vergrendelingselementen 33 en 34.
zoals weergegeven in de figuren 5 tot 7 bestaat het
vergrendelingselement 33 bij voorkeur uit een uitsteeksel
aan de onderzijde 35 van de tand 31 dat kan plaatsnemen in
een uitsparing 36 in de onderste wand 37 van de groef 32.
Het vergrendelingselement 34 wordt gevormd door het
opstaand gedeelte dat de uitsparing 36 begrenst.
De vergrendelingselementen 33-34 vertonen contactvlakken
38-39 die parallel zijn aan elkaar en zich bij voorkeur
schuin uitstrekken, volgens een richting die het
ineenklikken vergemakkelijkt. De raaklijn L die bepaald
wordt door de contactvlakken 38-39 maakt hierbij een hoek A
met de onderzijde 7 die kleiner is dan 90'».
De vergrendelingselementen 33-34 zijn bij voorkeur voorzien
van afschuiningen 40 en 41 die bij het ineenvoegen van twee
vloerpanelen 1 met elkaar samenwerken zodanig dat de
vergrendelingselementen 33-34 gemakkelijk over elkaar
kunnen worden gedrukt tot zij door middel van een
klikeffect achter elkaar aangrijpen.
De dikte Wl van de tand 31 stemt bij voorkeur overeen met
de breedte W van de groef 32, zodanig dat de bovenste lip
42 bij het uitoefenen van een druk P ondersteund wordt door
de tand 31, die op zijn beurt dan weer ondersteund wordt
door de onderste lip 43.
Analoog aan de afschuining 24 en uitsparing 25, zijn ook
aan de randen 28-29 een uitsparing 44 en een afschuining 45
voorzien.
- 12 -
Opgemerkt wordt dat zulke kllkkoppeling ook aan de randen
2-3 kan worden toegepast. Hlerbij kan dit een kllkkoppeling
zljn analoog aan deze van de flguren 5 tot 7, doch kan dlt
ook een kllkkoppeling zljn waarblj andere vormeh van
koppeldelen worden aangewend, bljvoorbeeld zoals Is
weergegeven In de flguren 8 en 9. In tegenstelllng tot de
vergrendellngselementen 33-34, die bestaan ult vrlj
plaatSjBlljke ultsteeksels, wordt In de ultvoerlngsvormen
van de flguren 8 en 9 gebrulk gemaakt van
vergrendellngselementen 46-47 die zich in vergelij king tot
de volledlge breedte B van de koppellng over een vrlj grote
af stand ultstrekken.
^ .. ■
De vergrendellngselementen 46-47 zljn in dit geval eveneens
aangebracht aan de onderzljde 12 van de tand 9 en de
ondiarste wand 14 van de groef 10.
Volgens figuur 8 vertonen de vergrendellngselementen 46-47
contactvlakken 48-49 die haaks staan op het vlak van het
vloerpaneel 1. Hlerbij wordt een koppellng verkregen die
bijzonder vast in elkaar zit.
Zoals weergegeven in figuur 9 kunnen de vergrendellngs-
elementen 46-47 eventueel zodanig worden ultgevoerd dat in
hoofdzaak slechts een lijncontact ontstaat, bljvoorbeeld
door dat de naar elkaar gerichte contactvlakkken zljn
ultgevoerd met verschlllende krommingen.
De naar elkaar toe gerichte vlakken van de vergrendellngs-
elementen 46-47 bestaan hlerbij ult gekromde vlakken. De
raaklijn L maakt een hoek A die klelner is dan 90", en
beter nog klelner is dan 45*.
- 13 -
0^600527
Het vergrendelingselement 46 vertoont hierbij bij voorkeur
twee gedeelten met een verschillende kroroming, enerzijds
een gedeelte 50 met een sterke glooiing, en anderzijds, een
gedeelte 51 met een zwakke glooiing. Het. gedeelte 50 met de
sterke glooiing zorgt er voor dat een stevige koppeling
wordt gevormd. Het gedeelte 51 met de zwakke glooiing laat
toe dat de koppeldelen 4-5 gemakkeli jk in elkaar kunnen
worden gebracht. De spatie S vonnt een ruimte die plaats
biedt aan stof en dergelijke dat daar eventueel bij het
samenvoegen van twee vloerpanelen 1 tussen terechtkomt.
In het geval van een klikverbinding, bijvoorbeeld een
verbinding zoals is weergegeven, in de f iguren 7 tot 9,
vertoont de tand 9-31 bij voorkeur steeds een naar onder
toe verdikte vorm die met een verwi jding in de groef 10 kan
samenwerken .
In figuur 10 is een variante weergegeven waarbij minstens
ter plaatse van de bovenranden 15-16 een dichtingsmateriaal
52 is aangebracht, waardoor een waterdichte dichting kan
worden verzekerd. Dit dichtingsmateriaal 52 kan bestaan uit
een strip of bekleding die op voorhand aan het vloerpaneel
1, hetzij aan 6§n of beide bovenranden 15-16 is aangebracht.
In figuur 11 is nog een variante weergegeven, waarbij de
vergrendelingsmiddelen 6 gevormd worden door een omhoog
gericht gedeelte 53 aan de tand 9, dat door een
wentelbeweging achter een naar beneden gericht gedeelte 54
aan de bovenste wand 18 komt te zitten. Meer speciaal wordt
dit verwezenlijkt door de bovenzijde 17 en de bovenste wand
18 uit te voeren met een kromming R3 waarvan het middelpunt
zich aan de randen 15-16 bevindt en de onderzijde 12 en de
onderste wand 14 uit te voeren met een straal R4 waarvan
het middelpunt eveneens gelegen is op respectievelijk de
- 14 -
bovenranden 15 en 16. Deze stralen R3-R4 kunnen ook anders
gekozen worden.
In het algemeen zal volgens de uitvinding het verschil
tussen, enerzijds, de straal Rl, respectievelijk R3, en
anderzijds, de striaal R2, respectievelijk R4, bij voorkeur
niet groter zijn dan 2 mm.
Ook geniet het de voorkeur dat het middelpunt van deze
stralen binnen de cirkel CI, respectievelijk C2 is gelegen
die zich met een straal R5 van 3 mm rond de bovenrand 15,
respectievelijk 16 uitstrekt, zoals bijvoorbeeld aangeduid
is in figuur 2 .
Tenslotte wordt opgemerkt dat, volgens de uitvinding de
onderste lip 23-43 zoals weergegeven in de figuren 5 tot 7
langer kan uitgevoerd zijn dan de bovenste lip 22-42. Dit
heeft als voordeel dat de koppeldelen 4-5-28-29
gemakkelijker kunnen worden verwezenli jkt door middel van
een frees of dergelijke. Bovendien vergeraakkeli jkt dit het
ineenvoegen van twee vloerpanelen 1, daar ieder volgend
vloerpaneel 1 bij het aanbrengen kan neergelegd worden op
de uitstekende onderste lip 23-43 > waardoor de tand 9-31 en
de groef 10-32 automatisch tegenover elkaar gepositioneerd
worden.
De uitvoeringen waarbij de onderste lip 23 gelijk is aan,
of korter is dan, de bovenste lip 22 bieden dan weer het
voordeel dat aan de uiterste rand van de vloer geen
uitstekende lip 23 blijft bestaak welke voor problemen in
de afwerking kan zorgen.
Om een vlotte montage toe te laten, om de nodige
stabiliteit en stevigheid te verzekeren en om de
- 15 -
hoeveelheid weg te frezen materiaal beperkt te houden, zal
het verschil E tussen de bovenste lip 22-42 en de onderste
lip 23-43, geineten in het vlak van het vloerpaneel en
loodrecht op de langsrichting van de groef 10 steeds
kleiner gehouden worden dan 6iSn maal de totale dikte F van
het vloerpaneel 1. Deze totale dikte F zal onwille van de
stabiliteit nooit kleiner zijn dan 5 mm.
Volgens een bijzondere > uitvoeringsvorm bevindt de
middellijn Ml doorheen de tand 9 en de groef 10 zich lager
dan het midden M2 van het vloerpaneel 1, zodanig dat de
bovenste lip 22-42 dikker is dan de onderste lip 23-43. Dit
is vooral belangrijk bij klikverbindingen, omdat dan de
onderste lip 23-43 verbuigt, zodat de bovenzijde van het
vloerpaneel 1 gevrijwaard blijft van eventuele vervormingen.
Zoals uiteengezet in de inleiding wordt voor de kern 8 een
materiaal gekozen uit volgende reeks :
-een gemalen en door middel van een biridmiddel of
door versmelting tot 66n raassa samengevoegd produkt;
-een produkt op basis van kunststof ;
-spaanplaat met fijne spaanders.
De uitvinding bewijst, orawille van de in de inleiding
uiteengezette redenen, vooral haar nut bij laminaatparket .
Zoals weergegeven in de voorbeelden van de figuren 2 tof 11
bestaat zulk laminaatparket bij voorkeur uit een kern 8 uit
MDF-plaat, HDF-plaat of dergelijke, waarbij minstens aan de
bovenzijde van deze kern 8 66n of meer materiaallagen zijn
aangebracht.
Meer speciaal geniet het de voorkeur dat het laminaatparket
voorzien is van een dessinlaag 55 en. een beschermende
- 16 -
toplaag 56. De dessinlaag 55 is een met hars gexmpregneerde
laag, bijvoorbeeld ult papier, die kaii bedrukt zijn met
allerlei motieven, zoals een houtmotief, een motief in de
vorm van steen, kurk of dergelijke of zelfs met een
fantasiemotief . De beschezmende toplaag 56 bestaat bij
voorkeur eveneens ult een met hars, bijvoorbeeld
melaminehars , doordrenkte laag, uit een transparant
materiaal.
Het is duidelijk dat nog andere lagen kunnen worden
toegepast, zoals een tussenlaag 57 waarop de dessinlaag 55
is aangebracht.
Bij voorkeur zal ook een onderlaag 58 aan de onderzijde 7
worden toegepast die een tegengewicht vormt aan de
bovenlagen en zodoende de vormstabiliteit van het
vloerpaneel 1 verzekert. Deze onderlaag 58 kan bestaan uit
een met hars,, bijvoorbeeld een melaminehars , geimpregneerd
materiaal, bijvoorbeeld papier.
Zoals schematisch in f iguur 12 is weergegeven worden de
tand 9 en groef 10, en bij voorkeur ook de tand 31 en de
groef 32 aangebracht door middel van een freesproces. In
het geval dat aan alle vier zijden een pro filer ing dient te
worden aangebracht, zullen de vloerpanelen 1 bij voorkeur
volgens twee haakse bewegingen VI en V2 worden verplaatst,
waarbij tijdens de eerste beweging prof ileringen aan twee
tegenovereenliggehde randen worden aangebracht, in dit
geval de langsranden, door middel van freesinstallaties
59-60, terwijl tijdens de tweede beweging prof ileringen aan
de andere randen, in dit geval de kopse randen, worden
aangebracht door middel van freesinstallaties 61-62.
Tijdens deze bewerkingen liggen de vloerpanelen 1 bij
voorkeur met de dessinlaag naar onderen.
- 17 -
0^6005:^7
Volgens een belangrijk kenmerk van de uitvinding wordt
iedere betreffende tand 9-31 en groef 10-32 verwezenlijkt
door middel van een freesproces met minatens twee
opeenvolgende freesgangen door middel van frezen die onder
verachillende hoeken staan opgesteld ten oE>zichte van het
betreffende vloerpaneisl 1.
Dit wordt verduidelijkt in de figuren 13, 14 en 15, waarin
is weergegeven hoe een groef 10 wordt verwezenlijkt door
middel van twee freesgangen met behulp van twee frezen 63
en 64. Figuren 16 en 17 geven weer hoe de tand 9 wordt
verwezenlijkt door middel van frezen 65 en 66.
De figuren 18-19 en 20-21 geven geli jkaardige zichten weer,
die aantonen hoe de groef 32 en de tand 31 worden
verwezenlijkt met onder hoek gestelde frezen 67-68 en 69-70*
Tijdens ieder van de voornoemde freesgangen wordt telkens
in hoofdzaak de uiteindelijke vorm van 66n flank
gerealiseerd. Zo bijvoorbeeld bepaalt de frees 63 van
figuur 14 de uiteindelijke vorm van de onderste flank 71
van de groef 10, terwijl de frees 64 de uiteindelijke vorm
bepaalt van de bpvenste flank 72.
Zoals vermeld in de inleiding zullen bij voorkeur frezen 63
tot 72 worden aangewend die diameters G vertonen die
minstens 5, en beter nog minstens 20 maal groter zijn dan
de dikte P van de vloerpanelen 1.
Naast de genoemde frezen worden bij voorkeur nog andere
frezen aangewend, bijvooibeeld om tijdens een eerste
voorbewerking reeds een deel van het te yerwijderen
mater iaal weg te nemen.
- 18 -
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als
voorbeeld beschreven en in de f iguren weergegeven
uitvoeringsvormen, doch dergelijke vloerbekleding en de
hierbij horende vloerpanelen 1 kunnen in verschillende
voxmen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het
kader van de uitvinding te treden.
Zo bij voorbeeld kunnen de verschillende kenmerken die aan
de hand van de weergegeven uitvoeringsvormen zijn
beschreven al dan niet onderling met elkaar Worden
gecombineerd .
~ 19 -
Conlusies .
1.- vloerbekleding, bestaande uit harde vloerpanelen (1)
die minstens aan de randen van twee tegenovereenliggende
zijden (2-3) voorzien zijn van met elkaar samenwerkende
koppeldelen (4-5), hoofdzakelijk in de vorm van een tand
(9) en een groef (10), daardoor gekenmerkt dat de koppel-
delen (4-5) voorzien zijn van geintegreerde mechanische
vergrendelingsmiddelen (6) die het uiteenschuiven van twee
gekoppelde vloerpanelen in een richting (R) loodrecht op de
betreffende randen (2-3) en parallel aan de onderzijde (7)
van de gekoppelde vloerpanelen (1) verhinderen; dat de
koppeldelen (4-5) en de vergrendelingsmiddelen (6) 66ndelig
zijn uitgevoerd met de kern (8) van de vloerpanelen (1);
dat de koppeldelen (4-5) een zodanige vonn vertonen dat
twee opeenvolgende vloerpanelen (1) uitsluitend door
klikken en/of wentelen in elkaar kunnen worden gevoegd,
waarbij ieder volgend vloerpaneel (1) zijdelings invoegbaar
is in het vorige; dat de koppeldelen (4-5) voorzien in een '
spelingvrije inhaking volgens alle richtingen in het vlak
loodrecht op de voornoemde randen; dat het eventuele
verschil (E) tussen de bovenste en onderste lip van de
lippen (22-23) die de voornoemde groef (10) begrenzen,
gemeten in het vlak van het vloerpaneel (1) en loodrecht op
de langsrichting van de groef (10), kleiner is dan 66n maal
de totale dikte (F) van het vloerpaneel (1); dat de totale
dikte (F) van ieder betreffend vloerpaneel (1) groter of
gelijk is aan 5 mm; en dat het basismateriaal van de
vloerpanelen (1), waaruit de voornoemde kern (8) en de
vergrendelingsmiddelen (6) zijn gevormd bestaat uit een
gemalen en door middel van een bindmiddel of door
versmelting tot 66n massa samengevoegd product en/of uit
- 20 -
een product op basis van kunststof en/of uit een spaanplaat
met fijne spaanders.
2i- Vloerbekledlng volgens conclusie 1, daajcdoor gekenmerkt
dat het baslsmateriaal bestaat uit HDF-pIaat of MDF-plaat,
waarbij de koppeldelen (4-5^28-29) en de vergrendelings-
elementen (11-13-33-34-46-47) uit deze plaat gevormd zijn.
3 * - Vloerbekleding volgens 66n van de voorgaande .
conclusies, daardoor gekenmerkt dat de vloerpanelen (1)
bestaan uit langwerpige panelen en dat de voornoemde
koppeldelen (4-5) zich aan de langsgerichte zijden (2-3)
van deze panelen bevinden.
4 . - Vloerbekleding volgens 66n van de voorgaande
conclusies, daardoor gekenmerkt dat de vergrende-
lingsmiddelen (6) hoofdzakelijk bestaan uit een aan de
onderzijde (12) van de tand (9) aangebracht vergrendelings-
element (11-33-46) in de vorm van een uitsteeksel en een in
de onderste wand (14) van de groef (10) gevormd vergrende-
lingselement (13-34-47) in de vorm van een uitsparing (36)
en/of een opstaand gedeelte dat door deze uitsparing (36)
wordt begrensd.
5. - Vloerbekleding volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt
dat de vergrendelingselementeh (11-13^46-47) in doorsnede
een gekromde vorm vertonen. -
6. - Vloerbekleding volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt
dat de onderzijde (12) van de tand (9) een kroroming met een
straal (Rl) vertoont waarvan het middelpunt samenvalt met
de betreffende bovenrand (15) van het vloerpaneel (1) en
dat de onderste wand (14) van de groef (10) een overeen-
-21- l)ii6005*^7
stemmende kromming vertoont met een straal (R2) die gelijk
is aan de voornoemde straal (Rl) van de tand (9).
7. - Vloerbekleding volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt
dat het verschil tussen, enerzijds, de straal van de
kromming aan de tand en, anderzijds, de straal van de
kromming aan de groef maximum 2 mm is en dat ieder
respectievelijk middelpunt dat bij deze stralen behoort
binnen de cirkel (C1-C2) is gelegen die zich met een straal
(R5) van 3 mm rond de bijhorende bovenrand (1-16) uitstrekt.
8. - Vloerbekleding volgens 66n van de voorgaande
conclusies, daardoor gekenmerkt dat de koppeldelen (4-5) en
de vergrendelingsmiddelen (6) gevormd zijn uit een tand (9)
en een groef (10) waarvan de vormen hoofdzakeli jk
complementair zijn.
9. - Vloerbekleding volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt
dat de koppeldelen. (4-5) voorzien zijn van vergrendelings-
elementen (33-34-46-47) die een klikverbinding toelaten.
10. - Vloerbekleding volgens conclusie 9, daardoor
gekenmerkt dat de vergrendelingselementen (33-34-46-47)
zodanig zijn uitgevoerd dat de raaklijn (L) die bepaald
wordt door hun contactvlakken een hoek (A) maakt met de
onderzijde (7) van de vloerpanelen, die kleiner is dan 90*.
11. - Vloerbekleding volgens conclusie 10, daardoor
gekenmerkt dat de vergrendelingselementen (46-47) in een
lijncontact voorzien, doordat de naar elkaar gerichte
contactvlakken zijn uitgevoerd met verschillende krommingen.
12.- Vloerbekleding volgens conclusie 11, daardoor
gekenmerkt dat de onderzijde (12) van de tand (9) minstens
- 22 -
twee gedeelten (50-51) met een verschillende kromming
vertoont, respectievelijk een gedeelte (50) met een sterke
glooiing dat de vergrendeling verzorgt, en een gedeelte
(51) met een zwakke glooiing dat het in elkaar schuiven van
de koppeldelen (4-5) vergemakkelijkt.
13. - Vloerbekleding volgens 66n van de voorgaande
conclusies, daardoor gekenmerkt dat de vloerpanelen (1)
eveneens aan de zijden (26-27) die haaks staan op de
voornoemde zijden (2-3) zijn voorzien van koppeldelen
(28-29), waarbij zulke koppeldelen (28-29) door een
klikverbinding in elkaar passen.
14. - Vloerbekleding volgens 66n van de voorgaande
conclusies, daardoor gekenmerkt dat de koppeldelen
(4-5-28-29) zijn uitgevoerd in de vorm van een tand (9-31)
en een groef (10-32) en dat de lip (23-43) die de
bnderzijde van de groef (11-32) begrenst zich verder
uitstrekt dan de lip (22-42) die de bovenzijde van de groef
(10-32) begrenst.
is.- Vloerbekleding volgens 66n van de voorgaande
conclusies, daardoor gekenmerkt dat de vloerpanelen (1)
zijn uitgevoerd als laminaatparket , waarbij op de kern (8)
§6n of meer lagen, waaronder een dessinlaag (55), zijn
aangebracht en waarbij aan de onderzijde (7) een onderlaag
(58) is aangebracht.
16.^ Vloerbekleding volgens 66n van de voorgaande
conclusies, daardoor gekenmerkt dat de vloerpanelen (1)
lijmloos in elkaar zitten, zodanig dat zij terug kunnen
worden uiteengehaald en worden herbruikt.
- 23 -
17. - Werkwijze voor het vervaardigen van vloerpaneien zoals
beschreven in 66n van de voorgaande conclusies, daardoor
gekenmerkt dat de tand (9-31) en/of groef (10-32) wordt
verwezenlijkt door middel van een freesproces met minatens
twee opeenvolgende freesgangen door middel van frezen
(63-64-65-66-67-68-69-70) die onder verschillende hoeken
staan opgesteld ten opzichte van het betreffende
vloerpaneel ( 1 ) .
18. - werkwijze volgens conclusie 17, daardoor gekenmerkt
dat tijdens ieder van de voornoemde freesgangen telkens in
hoofdzaak de uiteindelijke vorm van 66n flank (71-72),
hetzij van de tand, hetzij van de groef, wordt gerealiseerd.
19. - Werkwijze volgens conclusie 17 of 18, daardoor
gekenmerkt dat voor de voorribemde twee freesgangen frezen
(63-64-65-66-67-68-69-70) worden aangewend die buiten de
groef (10-32), respektieveli jk tand (9-31) steken, en meer
speciaal nog diameters (G) vertonen die minstens 5 maal
groter zijn dan de dikte (F) van de vloerpaneien (1).
20. - Werkwijze volgens conclusie 19, daardoor gekenmerkt
dat de voornoemde twee frezen (63-64-65-66-67-68-69-70)
diameters (G) vertonen die minstens 20 maal groter zijn dan
de dikte (F) van de vloerpaneien (1).
21. - Werkwijze volgens 66n van de conclusies 17 tot 20,
daardoor gekenmerkt dat aan alle vier zijden van het
vloerpaneel (1) een profilering wordt aangebracht, en dat
de vloerpaneien (1) volgens twee haakse bewegingen (V1-V2)
worden verplaatst, waarbij tijdens 66n van de bewegingen
profileringen aan twee tegenovereenliggende randen worden
aangebracht, terwijl tijdens de andere beweging
profileringen aan de kopse randen worden aangebracht.
- 24 -
- 25 -
- 27 -
- 28 -
- 31 -
VERSLAG BETREFFE^a>E HET ONDERZOEK
opgestdd
vandeBde
artikd 21 § I ca 2
wet op de uhvindingsoctro
van 28 nuurt 1984
BO 6122
BE 9600527
VAN BELANC ZIJNDE LITERATUUR
act auHlttMing voor tovcr toilg, na tpeduU
GB 2 256 023 A (MAGNET HOLDING LTD.)
* bladzijde 4, regel 22 - bladzijde 7.
regel 14; figuren 1-5 *
WO 94 01628 A (NIKKEN SEATTLE. INC.)
* bladzijde 3, regel 22 - bladzijde 5,
regel 35; figuren 1-5 *
DE 30 41 781 A (TERBRACK KUNSTSTOFF GMBH &
CO KG]
* bladzijde 8. regel 1 - bladzijde 10,
regel 13; figuren 1-12 *
DE 35 44 845 A (LIEBICH)
* kolom 7. regel 47 - kolom 13, regel 10;
figuren 1-5 *
GB 424 057 A (SMITH)
het gehele document *
GB 2 117 813 A (OSTROVSKY)
* bladzijde 2, regel 41 - bladzijde 3,
regel 81; figuren 1,2 *
1-4.8.
13-16
1-4,8.
13-16
1.3,5,8,
16
1.3,8
14,17,18
E04F15/04
F16B5/0O
U3,8.
13.14.
16-18,21
1,3,8
VANDE
E04F
E04B
E04C
F16B
24 Februari 1997
CATEGORIE VAN DE VERMEIDE UTERATUUR
Ayiter, J
AANHANGSEL BEHORENDE BIJ HET RAPPORT BETREFFENDE
HEX ONDERZOEKNAARDE STAND VAN DETECHNIEK, gr, gio?
UITGEVOERD IN DE BELGISCHE OCTROOIAANVRAGE NR. || 9509527
24-02-1997
In kct rapport
gmMorf octrMicachrift
OvcrMkomcndCc)
GB 2256023
A
25-11-92
GEEN
wo 9401628
A
20-01-94
US 5295341 A
22-03-94
DE 3041781
A
24-06-82
GEEN
DE 3544845
A
19-06-87
GEEN
GB 424057
A
GEEN
68 2117813
A
19-10-83
GEEN
r dit a>BlMi«Mi b cipAiicMrd i« 4* 'OSdd JmcmT M
AANHANGSEL BEHORENDE BIJ HEX RAPPORT BETREFFENDE
HEX ONDERZOEK NAAR DE STAND VAN DE TECHNIEK,^
UITGEVOERD IN DE BELGISCHE OCTROOIAANVRAGE NR. JJ^^g,
24-02-1997
iBiMtnwwt
Ovciccnlwnend(c) .
eestkrilKai)
GB 2256023
A
25-11-92
GEEN
WO 9401628
A
20-01-94
US 5295341 A
22-03-94
DE 3041781
A
24-06-82
GEEN
DE 3544845
A
19-06-87
GEEN
GB 424057
A
GEEN
GB 2117813
A
19-10-83
GEEN